Goethe schijnt het gezegd te hebben, zoveel andere spirituele denkers hebben er over nagedacht: wij hebben één mond om te spreken, echter twee oren om te luisteren. Iemand voegde er aan toe: één oor om te horen wat men zegt en het andere oor om te luisteren naar wat men niet zegt. Om het nog wat subtieler te maken: om onvervalst en eenduidig te kunnen praten (met één mond) moet je met twee oren luisteren.
Twee oren heb je om in stereo te kunnen luisteren, zoals je twee ogen hebt om perspectief te kunnen houden. U voelt ‘m aan: we hebben het hier over gewone eenvoudig verklaarbare zaken die echter ook een overdrachtelijke betekenis hebben.
In het Synodaal Proces gaat het over de kunst van het luisteren en de kunst van het spreken. Maar eerst komt het luisteren, en wel met twee oren. Hoe uitdagend is dit (om het woord ‘lastig’ maar niet te gebruiken)! We kunnen wel horen wat de ander zegt, maar hebben we dan het hele verhaal? Weten we dan wat die ander bedoelt te zeggen? Elkaar vertellen wat je gelooft en hoe je tegen het leven aankijkt, vraagt om heel goed luisteren. Je gesprekspartner komt vaak uit een andere achtergrond, ook al woont hij of zij in dezelfde parochie. Hij heeft een andere opleiding genoten, komt uit een ander gezin, heeft wellicht wat kleerscheuren opgelopen in de kerk. Wie weet? Je hebt echt twee oren nodig om zijn hart te kunnen peilen. En dan nog…
Het Synodale Proces draait om luisteren, vooraleer er een woord wordt gezegd. Luisteren ten einde toe en niet onmiddellijk een antwoord klaar hebben of het gesprek ‘kapen’. Luisteren vraagt dat je stil kun zijn, stil met elkaar, bij elkaar. Het goede woord wordt uit luisteren en stilte geboren.
Joost Jansen o.praem.